In april 2013 stortte het Rana Plaza in, een willekeurig fabrieksgebouw in Dhaka maar nu een naam die in de geschiedenis van Bangladesh staat gegrift. De dag ervoor was al duidelijk dat er iets mis was, er onstonden scheuren in de muren. De winkels op de begane grond hadden hun deuren dan ook al gesloten. Waarom kwamen de medewerkers van de kledingfabrieken toch naar hun werk? Het lijkt alsof ze zijn gedwongen door hun baas, maar kun je duizenden mensen zoiets opleggen als ze het echt niet willen? Waarschijnlijk lieten hun eigen financiën hen ook niet veel keus: niet werken betekent geen geld en als ik word ontslagen zijn er voor mij 10 anderen. Een precaire positie, die meer dan 1000 mensen het leven kostte. De plek van de ramp is nu een gapend gat tussen twee andere gebouwen. Er staat een monument dat is opgericht door een linkse groepering. De hamer en de sikkel doen een beetje te politiek aan, maar tegelijk zijn de gebalde vuisten een krachtig gebaar van woede.
De kledingindustrie in Bangladesh is gigantisch en zal de komende jaren nog veel groter worden. De meeste productie is voor de export. Het grote concurrentie voordeel dat het land heeft, zijn de lage minimumlonen. Hierdoor kunnen fabrieken mensen (veelal vrouwen) laten werken voor een slavenloontje, terwijl ze zich precies aan de regels houden. Dit is niet af te schuiven op individuele fabrieksmanagers, zij zitten middenin het systeem waarbij de grote Westerse merken steeds goedkopere productie eisen. Ondertussen is Human Rights Watch niet blij.
Na Rana Plaza moesten deze merken natuurlijk iets doen om hun imago nog enigszins te redden. Dit resulteerde in fabrieksinspecties om te controleren of eigenaren zich aan de regels hielden; vooral wat betreft de veiligheid van het gebouw en de werkplekken. Maar de inspecties kijken ook of de medewerkers een stem kunnen hebben, bijvoorbeeld doordat er een vakbond is.
Vakbonden hebben in Bangladesh een slechte naam, omdat ze bijna altijd politiek gekleurd zijn. De leiders trekken zich weinig aan van de leden en spelen wat corrupte spelletjes met de overheid om aan de macht te blijven. Als Westerse organisaties dan aankomen met ‘de fabriek moet een vakbond hebben’, is er al gelijk een communicatieprobleem.
Maar er zit nog een dieper gevoel achter, en dat is groot wantrouwen vanuit het management naar de medewerkers. Dit is niet ongegrond; ik denk dat medewerkers weinig loyaliteit zullen hebben voor een bedrijf dat hen alleen maar het minimale geeft. Dit blijkt ook wel uit de hoge doorstroom van mensen. Dat is een van de dingen waar de projecten waar wij naar keken iets aan proberen te doen. In de fabriek op de foto’s zijn ze bijvoorbeeld begonnen met exit-gesprekken voor mensen die willen vertrekken. Zo wordt duidelijk wat hun redenen zijn, en soms wordt de situatie verbeterd zodat ze toch nog blijven.
Wij kwamen niet om de fabrieken te inspecteren, maar om een evaluatie te doen van de training die de managers hebben gehad. De eerste associatie die ik had toen we binnenstapten, was eigenlijk mijn eigen ervaring in de doosjes-fabriek. De efficiëntie van het proces heeft een soort schoonheid, waarbij je een lap stof in mum van tijd omgetoverd ziet worden in een ingepakt t‑shirt met een prijskaartje eraan. Maar de taken van een individu zijn zo beperkt dat je als medewerker niet meer bent dan een machine. Het is letterlijk geestdodend, zie het citaat van Marx hierboven.
In deze twee weken heb ik vooral positieve dingen gezien, en jonge managers die weten dat een goede band met hun medewerkers ook goed is voor het bedrijf. Ondertussen is het ook duidelijk dat de duizenden mensen die onze kleren in elkaar zetten geen makkelijk leven hebben. Ik denk dat het hypocriet is om de fabriekseigenaren in Bangladesh de schuld te geven van deze situatie. Uiteindelijk wil de consument goedkope kleren, en willen de Westerse merken de winst opstrijken. Je zou er communist van worden…
De foto’s in de fabriek zijn gemaakt door Abu Ala Hasan, de consultant met wie ik de evaluatie deed.
wow, die foto van jou, dat je daar rondloopt! Fantastisch!!! Je ziet er heel bekwaam uit, en helemaal in je rol.
Interessant en verrassend stuk. Voor wie of wat moest je dat eigenlijk evalueren?
Of communist worden acceptabel is, hangt wel wat af van de economische en maatrschappelijke context, dus het land waar je woont en de situatie daar.
Bedankt! Ik werk sinds een half jaar bij een onderzoeksinstituut hier in Chatham. Daar werk ik mee aan verschillende projecten. Dit is een consultancy opdracht van DFID (UK Aid) — het evalueren van dit fonds: TGVCI.