Als rechtgeaarde en welwillende westerling ben ik natuurlijk van mening dat ieder mens evenveel waarde heeft. Het is zeer passé om mensen te beoordelen op basis van ethniciteit, uiterlijk, opleidingsniveau of religie. Ik heb deze week een boek van John Carlin gelezen: Nelson Mandela en de wedstrijd die een volk verenigde. Met de sport rugby als thema, behandelt het de veranderingen die zich in Zuid-Afrika voltrekken. Ik citeer een passage waarin wordt verteld over de mogelijkheid om van ras te veranderen:
Om hiervoor in aanmerking te komen, moest men zich wenden tot een instituut in Pretoria, de Raad voor Rassenclassificatie, en aangeven van welk ras naar welk ras men wilde transformeren. Dan volgde er een vraaggesprek en in bijzondere gevallen moest de aanvrager voor de blanke dames en heren van de raad verschijnen. De raadsleden vroegen hem of haar dan om voor hen heen en weer te lopen om zo hun houding en de vorm van hun achterwerk te kunnen beoordelen.
Tot zover een schrijnend voorbeeld vanuit een duistere bladzijde van de geschiedenis. Maar die is definitief omgeslagen, toch? Het is onvoorstelbaar dat iets als ‘apartheid’ tegenwoordig nog voet aan de grond zou krijgen. Ik discrimineer niet, ik ben geen racist en heb een stem op Wilders geen seconde overwogen.
In mijn veilige positie binnen een eigen uniforme sociale omgeving, is deze stelligheid goed vol te houden. Echter, het wordt pas interessant als ik uit deze omgeving stap en zeg, 5 maanden in Madagascar ga wonen. De samenlevingen van zogenaamde ‘ontwikkelingslanden’ (excusez-le-mot) worden gekenmerkt door de dagelijkse confrontatie tussen arm en rijk. Deze scheiding loopt dwars door de grenzen van wit en zwart heen maar heeft ook een bepaalde stratificatie. Je zou het economische apartheid kunnen noemen.
Hoe ga je om met iemand die zijn Franse salaris niet onbenut laat en het er werkelijk koloniaal van neemt? Wat gaat er door je heen als je je vaat op het aanrecht zet om het de volgende dag schoon terug te vinden? Is het normaal dat je kleren worden gewassen, gedroogd en opgevouwen zonder dat je er een hand naar uitsteekt?
Ik krijg het gevoel dat alles om mij heen ongelijkheid uitademt. Alleen al het feit dat we spreken over ‘ontwikkelingslanden’ getuigt van een wereldbeeld waarin men zich hoger of lager bevindt op de ladder van de ontwikkeling.
Dit lijkt een intellectuele discussie, maar het gaat eigenlijk over de manier waarop ik naar mensen kijk. Waarom heb ik zoveel moeite met de rollen die mensen innemen? Uiteindelijk doen de werkster, de bewaker, de sjouwer en de chauffeur gewoon hun werk, er is geen reden om de ene baan hoger aan te slaan dan de andere. Aan het einde van mijn gedachtegang moet ik concluderen dat de ongelijkheid zich vooral in mijn eigen denken bevindt. En blijft het een leerproces om mensen gewoon te benaderen als mensen.