Koeien grazen in de wei en kippen gaan ’s avonds op stok in het kippenhok – iedereen die de kleuterschool succesvol heeft doorlopen kan het je vertellen. Maar net zoals wij niet altijd in huizen hebben gewoond, leidden de voorouders van onze boerderijdieren hun eigen leven op de grasvlakten en in de bossen van de oude wereld. In deze blog wil ik kijken naar hoe onze relatie met dieren is veranderd sinds we zijn begonnen met landbouw.
Een kalksteengrot in de Ardèche, Zuid-Frankrijk. Meer dan 30.000 jaar geleden brachten mensen zoals wij met houtskool en rode oker de rotsen tot leven. Paarden en leeuwen rennen over de muren. We kunnen slechts gissen naar de betekenis van de schilderingen. Het is in ieder geval duidelijk dat we als jager-verzamelaars nauw verbonden waren met onze omgeving. ‘De natuur’ was niet iets dat los stond van ‘de maatschappij’.
Dat veranderde met de Neolithische revolutie, zo’n 12.000 jaar geleden. Rond deze tijd kwam er een dubbele beweging op gang: We temden in de eerst instantie onszelf en vestigden ons in permanente nederzettingen. Daarna volgde het langzame proces van het cultiveren van planten en het temmen van dieren. De hond was hier een uitzondering op; deze had zich al eerder bij ons aangesloten.
Kuddes schapen en geiten werden eerst op afstand beheerd door selectieve bejaging. Nieuwsgierige individuen raakten waarschijnlijk gewend aan mensen en gaven hun mensvriendelijke eigenschappen door aan hun nageslacht.
Veel wetenschappers zeggen dat het proces van domesticatie gebaseerd was op wederkerigheid: de dieren werden door mensen beschermd tegen roofdieren en kwamen gemakkelijk aan voedsel. Hiermee kregen deze diersoorten een evolutionair voordeel. Maar ik denk niet dat individuele dieren veel boodschap hebben aan iets abstracts als ‘evolutionair voordeel’. We moeten niet doen alsof de huidige situatie het resultaat is van een eerlijke onderhandeling waarbij ‘boerderijdieren’ vrijwillig hun autonomie en waardigheid hebben opgegeven.
Hoe je er ook tegenaan kijkt, de mens nam de touwtjes in handen en begon aan een explosieve verovering van de planeet. Landbouw kon meer monden voeden, waardoor er meer mensen kwamen. In een interessant artikel in The New Yorker (The case against civilisation) stelt John Lanchester dat de beschaving gemengde gevolgen heeft gehad: Het heeft ons dingen gebracht als wetenschap, medicijnen en kunst, maar ook oorlog, slavernij en sociale ongelijkheid.
Deze ambiguïteit geldt ook voor onze relatie met dieren. De vrije dieren om ons heen, waar we op basis van gelijkheid mee omgingen, werden vervangen door dieren die ons bezit waren en als slaven voor ons werkten. De meesten van ons hebben nu zelfs helemaal geen contact meer met de dieren die op ons bord terechtkomen. Uit het oog, uit het hart.
Tijd om vooruit te kijken. Door wetenschappelijk onderzoek leren we steeds meer over de dieren waar we onze planeet mee delen. In deze poëtisch-wetenschappelijke TED talk vertelt Carl Safina daar meer over. Zelf eet hij wel vlees, maar nooit van boerderijdieren. Daarmee zijn we weer terug bij de koe in de wei en de kippen in het hok. Veeteelt heeft ons veel gebracht, en is op sommige plekken in de wereld nog steeds nodig. Maar hier in de UK of in Nederland heeft het wat mij betreft zijn langste tijd gehad. Er is op het moment een grote maatschappelijke beweging gaande richting een meer plantaardig dieet. Dat is niet een stap terug in de tijd, maar een stap vooruit in de ontwikkeling van de mensheid.
Op de TED website: What are animals thinking and feeling?
Foto boven dit artikel: Schapen worden opgedreven bij een monument dat minstens 3.300 jaar oud is: de Standing Stones of Stenness, op de Orkney eilanden. We waren daar in september.