Toen ik vanmiddag beladen met boodschappen naar huis fietste, was daar opeens een enorme regenboog die boven de huizen stond te stralen. Nadat ik een tijdje had staan kijken, begon het te regenen en stapte ik weer snel op mijn fiets. De bomen in de woonwijk zorgden er voor dat het grauwe asfalt werd opgesierd met felgele bladeren. De zon scheen erop, en de kleur en vrolijkheid buiten deed me denken aan een liedje van Elly en Rikkert: “Mensen maken huizen van wit en zwart en grijs … maar om de troon van God in de hoge, zijn regenbogen.”
Ik heb de afgelopen weken vooral binnen geleefd, en daarbinnen weer in mijn computerscherm. Het terugverhuizen naar Nederland en onze reis naar Chili betekent dat we veel moeten regelen, en ik kan me daar nogal door laten opslokken. Als ik dan door het raam naar buiten kijk, lijkt het alsof de natuur ons in dit seizoen een beetje in de steek laat. Het is vroeg donker, je kunt niet zonder jas naar buiten en het gras is te nat om in te zitten. Maar zulke gedachten zeggen natuurlijk meer over mijn state-of-mind dan over de situatie buiten.
Vanochtend waren we in een Nederlandse buiten-winkel. Terwijl wij schoenen aan het passen waren, kwam er een man binnen die zijn wandelschoenen van hoge kwaliteit binnen 2 jaar had versleten. Onwennig rondstappend in het eerste paar wandelschoenen dat ik ooit had aangehad, voelde ik me meer dan ooit een binnenmens. Tot mijn oog viel op de slogan in de winkel: “Niemand is een binnenmens”. Als ik erover nadenk, is het behalve een goede commerciële slagzin ook echt waar. Zodra we het besluit nemen om onze jas aan te trekken en aandacht te geven aan de bomen en de paddenstoelen, of gewoon de frisse wind op ons gezicht te voelen, weten we weer dat we buitenmensen zijn.
Fietsend onder de regenboog voelde ik me welkom geheten door de bomen, de zon en de zachte regen. Ze nodigden me uit om langer buiten te blijven. En toch zit ik nu weer binnen dit stukje te typen. Zoveel dingen die ‘moeten’ en die mij naar binnen trekken, binnenin het huis en binnenin mezelf. Gelukkig is de natuur geduldig en kan ik erop rekenen dat ik nog steeds welkom ben als ik morgen naar buiten stap.
If we cannot gauge the effect our attentions have on the other-than-human world, if we cannot measure the value to bison or frogs, owls or grass, perhaps we might notice how we ourselves are opened, at least for a moment. How we, for those attentive minutes or seconds or hours, are not the same isolated being.
Geneen Marie Haugen, in ‘Spiritual Ecology: The Cry of the Earth’