Ik ontdekte het principe van geweldloosheid in de boeken van Gandhi en Tolstoj. Deze schrijvers maakten direct duidelijk dat geweldloos leven voor hen inhield dat ze geen vlees aten. Nadat ik een paar jaar vegetariër ben geweest, begon ik me hypocriet te voelen omdat ik de producten at van de dieren die net zo goed hun leven lang opgesloten zitten. Dat was het moment waarop ik veganist werd.
Voor deze blog wil ik weer even terug naar dat eerste principe van geweldloosheid. Gandhi gebruikt het woord ahimsa, het vermijden van letsel (himsa):
A votary [volgeling, MH] of ahimsa therefore remains true to his faith if the spring of all his actions is compassion, if he shuns to the best of his ability the destruction of the tiniest creature, tries to save it, and thus incessantly strives to be free from the deadly coil of himsa. He will be constantly growing in self-restraint and compassion, but he can never become entirely free from outward himsa.
Tot zover dus de moraal voor mens-dier relaties. Maar op dierendag wil ik ook kijken naar een vraag die bij mijn bericht Kostbaar leven gesteld werd: Hoe zit het tussen dieren onderling? We kunnen als mensen wel mooie dromen hebben over een geweldloze wereld, maar die zal altijd beperkt blijven tot onze eigen voedselketen. Overal in de natuur is geweld aan de orde van de dag (zie The Selfless Gene). Voor veel mensen is dat wellicht geen probleem, maar ik vind het moeilijk om deze realiteit te verenigen met mijn idealen.
David Pearce, een Britse wetenschapper, heeft daar ook last van. Hij heeft daarom voorgesteld om een einde te maken aan predatie door roofdieren uit te laten sterven of genetisch te ‘herprogrammeren’. Dit deed hij in het artikel Reprogramming Predators. Pearce behoort tot de school van het transhumanisme, een filosofie die de mensheid boven de natuur uit wil tillen met technische hulpmiddelen. Zijn bizarre idee moet je binnen die filosofie zien. Deze gaat ervan uit dat de mens zowiezo “voor God moet spelen” in de toekomst, omdat mensen veel slimmer, sterker, wijzer en misschien zelfs onsterfelijk worden. In zo’n scenario wordt alle natuur in de wereld als die in de Oostvaardersplassen, waar niets doen als antwoord op lijden ook een keuze is.
Floris van den Berg noemt predatie “wellicht het moeilijkste probleem in de dierethiek”. Hij noemt een aantal redenen waarom dieren zich niet aan de moraal hoeven te houden om niet te doden. De belangrijkste is dat vlees voor roofdieren noodzakelijk is om te overleven. Er bestaat dan ook geen kattenvoer zonder vlees als ingrediënt. Ook de ecosystemen waar de roofdieren deel van uitmaken zijn afhankelijk van de predatie.
Veel filosofen zeggen dat dieren wel morele patiënten zijn, maar geen morele agenten. Dieren handelen niet vanuit een keuze tussen goed en kwaad. Maar dat betekent niet dat het lijden dat door hen veroorzaakt wordt ons koud hoeft te laten. Van den Berg gaat in zoverre met Pearce mee, dat hij niet zal toekijken als hij ook kan ingrijpen in een situatie.
Maar ik denk dat de manier waarop Pearce wil ingrijpen, gevaarlijk is. Het lijkt teveel op eerdere pogingen om bijvoorbeeld homoseksuele mensen te ‘herprogrammeren’. Ik geloof niet in het toekomst scenario van de transhumanisten en ik denk dat nederigheid ons past als mensheid. Laten we de wereld verbeteren door bij onszelf te beginnen. De wolf en het lam kunnen ons goede voorbeeld altijd nog volgen.
Bronnen:
- M.K. Gandhi, An autobiography: The story of my experiments with truth
- Floris van den Berg, De vrolijke veganist
- Foto van leeuwin: Hanay
Hallo Maaike,
Die Pearce gaat wel uit van zijn eigen morele superioriteit. Een kwaal waar helaas meer activisten aan lijden. Heb je het boek “When the Killing’s done” (Ned. “Na de barbarij”) van T.C.Boyle wel eens gelezen? Moet je doen, gaat over de strijd die uitgevochten wordt tussen dierenactivisten en biologen over de eliminatie van niet-inheemse diersoorten (exoten) in een natuurreservaat op de Californische Kanaaleilanden.
Groet, oom Jan